Bedieningsprocedures van de beademingsballon

2021-07-22

1. Evaluatie:

(1) Zijn er indicaties en indicaties voor het gebruik van eenvoudigademhalingstoestellen, zoals acute respiratoire insufficiëntie, ademstilstand, enz.

(2) Beoordeel of er contra-indicaties zijn voor het gebruik van simpleademhalingstoestellen, zoals matige of bovenactieve bloedspuwing, grote pleurale effusie, enz.

2. Sluit het masker, de ademhalingszak en de zuurstof aan en pas het zuurstofdebiet aan op 5-10 liter/min om de airbag te vullen.

3. Bedek de neus van de zieke met het mondkapje zodat deze geen luchtlekkage krijgt. Als de patiënt een eenvoudig beademingsapparaat gebruikt voor tracheale intubatie of tracheotomie, moet eerst het sputum worden opgezogen en moet de ballon worden opgeblazen voordat deze wordt aangebracht.

4. De methode om met beide handen in de ademzak te knijpen: knijp met beide handen in het middelste deel van de ademzak, met de duimen naar binnen gericht, en de vier vingers naar elkaar toe of iets uit elkaar, knijp gelijkmatig in de ademzak met beide handen, en begin met het volgende knijpen nadat de ademzak weer is uitgezet Wanneer de patiënt inademt, moet de ademzak worden samengeknepen.

5. Let bij het gebruik op het ademvolume, de ademhalingsfrequentie, de inspiratoire-expiratoire ratio, enz.

(1) Over het algemeen is het ademvolume 8-12 ml/kg. Het is beter om matige ventilatie te hebben. Meet indien mogelijk de partiële kooldioxidedruk om het ventilatievolume aan te passen en hyperventilatie te voorkomen.

(2) De ademhalingsfrequentie voor volwassenen is 12-16 ademhalingen/min. Let bij het knijpen van de airbag op de frequentie van de airbag en de coördinatie van de ademhaling van de patiënt. Voorkom dat de airbag wordt samengedrukt wanneer de patiënt uitademt.

(3) De inhalatie-uitademingstijd is over het algemeen 1:1,5-2 in vergelijking met volwassenen; de frequentie van patiënten met COPD en respiratory distress syndrome is 12-14 keer/min, de inhalatie-expiratieverhouding is 1:2-3 en het ademvolume is iets minder.

6. Observeer en evalueer de patiënt. Let tijdens het gebruik goed op het aanpassingsvermogen van de patiënt aan het ademhalingsapparaat, de golving van de borstkas, huidskleur, auscultatie ademgeluiden, vitale functies, zuurstofverzadiging, enz.


  • QR
We use cookies to offer you a better browsing experience, analyze site traffic and personalize content. By using this site, you agree to our use of cookies. Privacy Policy